Ouwe nacht'gaal

deel 1

Een jankende gitaar
en rondslingerend haar
en krans voor de avond,
een gebed van de nacht,
in fluorescerende kringen
dansen duizend muggen
met hoge ruggen.
Een ouwe nacht'gaal kan nie' zingen
Hij ziet toe hoe hard
Hij hoort hoe vals
dit lied klinkt.
De wereld is stil
en donker vannacht.
De regen op zijn bril
is een glimlach
van een kale papegaai.
Iemand noemde hem Zak
een medaille voor zijn buik
en een speld op de borst,
en dan een duw en een duik
in het ijskoude water.

Deel 2

Iemand noemde me Adriaan
de schrik van de stad,
De sjieke man in de laan
was mijn rechterhand
die ik brak
bij een duikvlucht,
als zwaluw deugde ik niet
maar als nachtegaal
kende ik vaak succes,
een ovatie in play-back.
Al die mooie bloemen
met de pot erbij
deden toch pijn,
Recht in 't gelaat.
De bek gebroken
en de vleugels lam.
De katten hebben 't geroken
Ze stappen op een rij
Honderd paar lichtjes op de daken
op zoek naar mij
Nacht'gaal tijd om te ontwaken.


Deel 3

Eenlied hangt in de lucht
weerklinkt over 't veld
Een jonge vogel zingt
zijn liefde wordt verteld
zijn hoop en dromen.
Een kushandje aan het bos
een refrein voor het pad
naar de donkere stad,
waar een paar mussen luisteren

naar zijn oude liedjes
en verder slaapt iedereen.